ROBIN DE RAAFF

Hoewel Waiting for Miss Monroe een Engelstalig libretto heeft, is De Raaff het er niet helemaal mee eens dat hij Engelstalige opera’s schrijft, omdat Raaff deels een Nederlands tekstboek had, gemengd met de talen van het operagezelschap dat erin samenkomt (o.a Duits en italiaans). De compositie en uitvoeringsnasleep van Raaff heeft hem wel aan het denken gezet over de nadelen van Nederlands als voertaal in een opera...

RdR: Raaff was mijn eerste opera en eveneens een commissie van De Nederlandse Opera. Het basislibretto was Nederlands, maar het ging over een internationale opera cast, die samenkwam in mijn opera. Dat bracht internationale karakters en meertaligheid in het spel. Ik dacht dat het aardig uitpakte, maar niet iedereen vindt het fijn om Nederlands gezongen te horen. Het maak de tekst emotioneler, het komt soms te dichtbij. Als je ‘I love you’ in popmuziek in het Nederlands hoort, werkt dat soms heel raar.

Toen Het Muziektheater opende met Otto Kettings Engelstalige Itahka, was de gedachte dat Engels voortaan de internationale taal was, maar tegelijkertijd heeft geen enkele Nederlandse opera ooit repertoire gehouden. Begin twintigste eeuw is er eentje aan de Met uitgevoerd, maar ook die is sindsdien niet meer opgevoerd. Zou je nog een Nederlandstalige opera willen componeren?

RdR: Door mijn ervaringen met Raaff heb ik het gevoel dat Nederlands als zangtaal de exportmogelijkheden van een opera in de weg staat. Je moet namelijk op een zeker moment internationale impresario’s en intendanten zien te overtuigen van de waarde van je muziek en van de opera en dan staat Nederlands je echt in de weg.

Maar dat geldt niet voor bijvoorbeeld Rautavaara, terwijl Fins toch ook geen muzikale taal is; het gold en geldt ook niet voor Dvorak, Janacek en noem maar op...

RdR: Toch, nog los daarvan: als je componeert met Nederlands moet je trucs met de taal uithalen om lange lijnen te creëren, want al onze Nederlandse woorden eindigen kort en hard, op d’s en t’s. Duits heeft al die open klanken, die je vanzelf uit kunt zingen.

De koningin vindt Nederlands geen muzikale taal!

RdR: Koningin Beatrix was aanwezig bij de wereldpremière van Raaff en ze was erg complimenteus, maar vond dat Nederlands beter niet gezongen kon worden. Dus zelfs onze eigen koningin vindt Nederlands geen muzikale taal.

Nederlandse opera's...

Hoe komt het dat Nederlandse opera’s nooit verder komen dan de première; dat er nooit een enkel werk repertoire hield? Het kan toch niet dat er in 450 opera’s geen enkele goede noot zit?

RdR: Nee, dat is inderdaad onmogelijk. Maar Noord-Amerika heeft een dominante positie. Als je daar componeert en je kunt YoYo Ma interesseren kun je je werk in vooraanstaande plaatsen met vooraanstaande zangers opgevoerd krijgen. Dat vergroot je kans. Dat is frustrerend. Bovendien kunnen dirigenten niet zomaar doen wat ze willen. De tijd is voorbij dat een dirigent kon zeggen ‘ik wil jullie orkest wel dirigeren maar dan neem ik een stuk van Robin de Raaff mee’.

Als we bespreken dat Nederlandse opera’s zelden een voet buiten de deur zetten, laat staan dat ze voorbij de première komen, noemt De Raaf een uitzondering:

Louis Andriessens Writing to Vermeer werd ook in New York opgevoerd. Dat was een coproductie {met Peter Greenaway, wiens betrokkenheid natuurlijk een sleutelrol bij het tot standkomen die New Yorkse première speelde – RS}

De Raaff over nieuwe muziek

Er is een tijd geweest, laten we zeggen de jaren vijftig tot tachtig, waarin mensen ver van de extreem experimentele muziek van hun tijd verwijderd raakten. Dat is nu minder het geval. Er wordt toegankelijker gecomponeerd. Is dat een vooruitgang, of een regressie naar tonaliteit.

In de jaren 50 en 60 werd muziek enorm complex. Ieder element van het componeren werd naar zijn climax van complexiteit gedreven. Dat raakte uiteindelijk aan zijn eind. Je kon op een gegeven moment niet verder, je kon alleen nog terug. Dat voelt als regressie, maar dat is het niet. De jaren vijftig boden ons het ultieme serialisme, mensen als Xenakis braken letterlijk met alles en construeerden een volkomen nieuwe muzikale taal. Xenakis is een van de belangrijkste invloeden op mijn ontwikkeling geweest. Maar veel van de vele ontwikkelingen die in de afgelopen eeuw over elkaar tuimelden zijn niet uitgekristalliseerd. Als een post modernistische componist, ik noem mijzelf een post structuralist, kun je dingen omarmen zonder dat je jezelf verliest. Je kunt volgens mij elementen gebruiken en daarbij volkomen trouw blijven aan je eigen muzikale taal. Het voelt vooral als een verrijking van mijn eigen taal.

Het tweede deel van ons interview met Robin de Raaff gaat volledig over zijn nieuwe opera waiting for Miss Monroe en staat onder de menuknop 'opera's'


ROBIN DE RAAFF • BIOGRAFIE

Robin de Raaff was born on December 5, 1968 in Breda, the Netherlands. He was raised in a very musical family where classical music and popular music were part of his daily life. As a child he received weekly piano lessons from his father and practised daily. De Raaff discovered his own musical world through playing the bass guitar, which he taught himself to play. As a teenager, under the explosive influence of fretless bass guitar legend Jaco Pastorius, De Raaff switched to fretless bass guitar, introducing him to a new world of complex instrumental music, and ultimately Jazz.
But even more passionately, already as a young teenager, composing his own music was his most important musical expression. Starting with pop songs, with ever increasing instrumental parts, larger symphonic proportions were soon imposed which inevitably lead him towards the great classical composers. Inspired by this newly discovered music De Raaff developed a musical style for symphony orchestra installing the necessity to compose in full score. After enrolling as a composition student at the Sweelinck Conservatory of Amsterdam, playing the bass guitar moved to the background, but his very broad musical interest would greatly influence his view on style in contemporary Classical music.
De Raaff first studied composition with Geert van Keulen and later with Theo Loevendie, with whom he graduated cum laude in 1997. In 1999 De Raaff had the special privilege of being invited to work as George Benjamin’s only composition student at the Royal College of Music in London where he also studied with Julian Anderson

De Raaff is currently the Coordinator of the Composition Department at the Rotterdam Conservatory of Music where he has been a professor of composition and orchestration since 2001.


Tanglewood

In 2000 De Raaff was invited to the celebrated Tanglewood Music Center as the ‘Senior Composition Fellow’ which was the beginning of an ongoing relationship resulting in a series of commissions and performances, including the resident orchestra The Boston Symphony Orchestra. That same summer, De Raaff’s septet Ennea’s Domein was performed as part of Tanglewood’s Festival of Contemporary Music, a piece which was later programmed in the State of the Union concert of the London Sinfonietta in Queen Elizabeth Hall.
As a result of his success in 2000, the Tanglewood Music Center awarded De Raaff a commission to write a Piano Concerto which was premiered at the Tanglewood Festival of Contemporary Music in 2001 by pianist Ralph van Raat and conductor Ludovic Morlot. Since the premiere, his Piano Concerto has been performed in Frankfurt, Utrecht, Amsterdam, Rome and London.
In 2007, De Raaff was commissioned by the Boston Symphony Orchestra to write Entangled Tales which was performed in the famous Koussevitsky Shed, the main stage of the BSO in Tanglewood, again conducted by Ludovic Morlot. In later seasons Entangled Tales has been performed by Neeme Järvi with the Residentie Orchestra in The Hague and the Moscow Symphony Orchestra conducted by Otto Tausk.
De Raaff continues his relationship with Tanglewood with the upcoming American premiere of his quartet for clarinet, violin, cello and piano Un Visage d’Emprunt at the Tanglewood Festival of Contemporary Music in August 2009.

Opera RAAFF

After a creation period of nearly 10 years, De Raaff finished his first opera RAAFF in 2004, which was commissioned by the Netherlands Opera in a co-production with the Holland Festival. The opera is written for 6 soloists, an actor, a chorus and an orchestra (Nieuw Ensemble).
The birth of this opera began with De Raaff’s success at a master class for young composers with Pierre Boulez organized by DNO (Netherlands Opera) in 1995. Boulez, whose high artistic expectations were very apparent in the class, singled out De Raaff’s string quartet Athomus (1992-3) with high praise, further confirming and encouraging the success that De Raaff was already having in Europe. As a result of this success, there was extensive press coverage of the masterclass, and De Raaff’s connection to DNO was established.
The initial idea of the opera RAAFF was inspired by the relationship between Anton Raaff, the tenor for whom Mozart wrote the title role of Idomeneo, and Mozart, and the story of Idomeneo and it’s creation. Pierre Audi introduced De Raaff to Janine Brogt who would become the librettist for RAAFF.
Under the direction of Pierre Audi, to whom the opera is dedicated, and the musical direction of Lawrence Renes, RAAFF was premiered on June 23rd, 2004.

A recording of the premiere of RAAFF which features such celebrated performers as soprano Danielle de Niese and the two tenors Marcel Reijans and Mark Tevis is available on CD under the label of Etcetera Records. 

Royal Concertgebouw Orchestra

Another development in De Raaff's career is the relationship he built with the Royal Concertgebouw Orchestra in Amsterdam. His Concerto for Orchestra, a piece which was originally commissioned and premiered by the Residentie Orchestra in The Hague, was included in the Royal Concertgebouw Orchestra’s series “Teacher and Student” in their 2002-03 season. This concert highlighted the teacher / student relationship between Messiaen and Benjamin and between Benjamin and De Raaff. George Benjamin was the conductor of this concert.
Following the success of this performance, the Royal Concertgebouw Orchestra commissioned De Raaff to write Unisono for large orchestra which was premiered under the direction of Ed Spanjaard in Amsterdam in December 2004.

Both performances by the Royal Concertgebouw Orchestra are documented on De Raaff’s portrait CD "Orchestral Works" on Etcetera Records. Also included on this CD is a recording of De Raaff's internationally acclaimed Piano Concerto. This portrait CD received a rave critical review in the Dutch national Classical Music Magazine “Luister”, scoring a 9 out of 10 in the rating. The CD is available throughout the world.

Waiting for Miss Monroe

While preparing a plot synopsis, background info and our upload of an exclusive interview with De Raaff, we provide here some video footage. First, an interview with laura Aikin on her upcoming creation of the lead part in De Raaff's opera Waiting for Miss Monroe, that of Marylin Monroe:


Prizes

2009 Winner Buma Toonzetters Prize 2008, Violin Concerto selected as best Dutch composition of 2008
1998 Bernhard van den Sigtenhorst Meyer Prize from Geneco for his Double concerto for clarinet, bass clarinet and orchestra
1997 First prize at the 1997 International Competition for Composers of Chamber Music in Winterthur (Switzerland) for his work Anachronie for flute and harpsichord
1995 Academisch Genootschap Prize for his compositions Contradictie I for flute solo, Athomus for string quartet and In memoriam Dmitri Shostakovich for 2 trumpets, 2 horns and orchestra
1995 KNTV Composition Prize for De vlucht van de magiër for soprano, flute, mandolin, guitar and harp on a poem by Serge van Duijnhoven
1995 BP's Young European Composers Seminar in Leipzig. De Raaff received a special prize three of his chamber music compositions, Equilibre for clarinet and bass clarinet, Athomus, and Contradictie.