Part I - Op weg naar Dorian Gray

Dorian-Gray-Signed-PosterVan 1959 tot 1974 werkte Hans Kox tussen de bedrijven door aan zijn eerste opera Dorian Gray. Bij de première werd de opera door de belangrijkste twee critici, Hans Heg van de Volkskrant en Hans Reichenfeld van het NRC in twee opmerkelijk negatieve schotschriften met de grond gelijk gemaakt. Kox vermoedt een complot om hem te tackelen als artistiek leider van het Concertgebouw. Hij raakt in een depressie, geeft zijn benoeming bij Het Concertgebouw eraan. De compositieopdrachten verminderen. Hij wordt een componist in de marge, tot in de jaren negentig een voorzichtige Kox renaissance begint. Deze culmineert in successtukken als de Anne Frank Cantate en het War Triptych.

Eind 2012 volgt volkomen onverwacht een CD-uitgave van de allerlaatste reprise van Dorian Gray uit 1982. Gelet op de overwegend negatieve kritieken uit 1974 is het resultaat van de CD release onverwacht: Het Parool spreekt bijkans van een meesterwerk en zelfs De Volkskrant erkent nu schoorvoetend 'dat men zou kunnen beweren dat Kox veertig jaar eerder zijn tijd vooruit is geweest'. Hieronder het opmerkelijke verhaal van Hans Kox en de negen levens van Dorian Gray.

• All photographic materials © 2013 401NederlandseOperas.nl/Attacca-Annelies van der Vegt/De Nederlandse Opera/Charles Hamilton/Hans Kox/René Seghers
All videos © 2013 401NederlandseOperas.nl/De Nederlandse Opera /Charles Hamilton/Hans Kox/René Seghers
All audio samples © 2013 Attacca/De Nederlandse Opera/Hans Kox

De ontstaansgeschiedenis van Dorian Gray voert terug op Kox periode in de jaren zestig waarin hij toneelmuziek schreef voor de Nederlandse Komedie. Kox: 'Na een repetitie met mijn muziek vroeg een Engelse regisseur of ik Oscar Wilde’s The picture of Dorian Gray kende. Op mijn bevestigende antwoord zei hij: 'Daar moet jij een opera op schrijven.''

Die aansporing bleef in Kox gedachten hangen. Hij herlas het boek en kreeg spontaan het gevoel dat er inderdaad een opera in school. Zonder enige opdracht begon hij er aan te werken, waarbij hij al snel besloot het libretto in het spoor van Richard Wagner zelf te schrijven. Kox: 'Ik had begrepen dat het met een librettist een lijdensweg zou worden. Dat is later bij mijn tweede opera ook bewaarheid geworden trouwens.'

Hoe maak je een opera...

De volgende stap was vrij basaal. Kox wist niet al te veel van het operametier en besloot zich daar eerst maar eens in te gaan verdiepen. Kox: 'Ik ben gaan kijken hoe anderen een opera in elkaar zetten en bestudeerde allerhande componisten van Mozart tot Richard Strauss. Vooral van Puccini's Tosca heb ik veel van geleerd.' Het gevolg van zijn onderzoek was dat hij besloot Wilde's boek niet slaafs te volgen, maar terug te brengen tot een kernachtige keuze van scènes. Het 'schrijven' van het libretto was in feite meer een arrangeren van fragmenten, omdat Kox veel letterlijke citaten uit The picture of Dorian Gray overnam.

Dat vervaardigen van het tekstboek en het componeren vijftien jaar in beslag nam kwam natuurlijk doordat Kox het tussen zijn andere werkzaamheden door moest zien te klaren. Tot 1971 was hij directeur van de muziekschool van Doetichem. Daarnaast had hij met zijn eerste vrouw een gezin met drie kinderen en componeerde hij voor de Nederlandse Komedie. Kox: 'Mijn dagen waren zeer goed gevuld.'

'Reconstructie'

Het begint allemaal op 17 november 1969, met enkele actievoerders die een concert door het Amsterdamse Concertgebouworkest verstoren. Ze eisen een openbare discussie over het oubollige muziekbeleid aldaar en vragen aandacht voor eigentijdse muziek binnen de gevestigde instellingen. Het is deze actie die sindsdien bekend staat als 'notenkrakersactie'.

Direct getroffenen waren dirigent Bernard Haitink en fluitist Hubert Barwahser die het spelen van Quantz Fluitconcert onmogelijk werd gemaakt. Onder de veertig activisten bevonden zich de componisten Louis Andriessen, Reinbert de Leeuw, Jan van Vlijmen, Misha Mengelberg, Peter Schat, Jan Vriend, Sytze Smit, Willem Breuker én auteur Harry Mulisch. Hun wapens: speelgoed-knijpkikkers, rateltjes, een toeter en een stapel pamfletten die aan publiek en musici worden uitgedeeld. Per megafoon werd Haitink opgeroepen met de actievoerders in dialoog te gaan over het programmabeleid en de 'ondemocratische structuur' van het Concertgebouworkest.

Hoewel hardhandig verwijderd en paniekerig veroordeeld als vandalen, trokken de actievoerende componisten aan het langste eind. Enkele maanden later doen notenkrakers Andriessen, de Leeuw, Van Vlijmen, Mengelbergen Peter Schat met muzikale wapenfeiten van zich spreken, als ze het gevestigde operabastion in een klap naar de schroothoop verwijzen met de happeningachtige, nihilistisch-communistische opera Reconstructie. Er is of lijkt dan geen weg terug meer. Wie niet met hen naar voren stormt, is op slag gedateerd. De pers, met Volkskrantrecensent Hans Heg en NRC recensent Hans Reichenfeld voorop, bezingen de lof van deze jonge honden die zich niet langer oriënteren op Wagner via Strauss en andere belegen componisten (Brahms, Bruckner, Mahler) tot aan Badings, maar die schermen met Schönberg, Weber en de revolutionaire Darmstadtgoeroe's Stockhouzen, Boulez en al snel ook Ligeti. Andere helden uit die dagen zijn Szymanovski, Penderecki en, hoewel onnavolgbaar, Olivier Messiaen. Hans Kox, amper vijf jaar ouder dan de notenkrakers, stond daar tegenover als een man uit de school van een ineens belegen naam als Henk Badings.

Henk Badings... het was gaandeweg bijna een scheldwoord geworden en zulks niet aleen vanwege zijn verre van snetteloze oorlogsblazoen. Een vroege Nederlandse serialist als Ton de Kruyff vertelt in de door Bas van Putten geschreven Hans Kox biografie 'Hoog Spel' onomwonden dat hij in 1964 al 'stiekem' een voorstelling van Sjostakovitsj Katherina Ismailova bezocht, omdat hij bang was bij zoiets 'oubolligs' door collega's te worden 'betrapt'. Kortom, in de periode dat Kox aan Dorian Gray werkte veranderde zijn positie in het componistenlandschap van zondagskind en sterleerling van Badings in die van een gedateerde vakman zonder toekomst.

Inmiddels had ook de bezetting van de administratie van het Concertgebouw en een grootscheepse vergadering op 14 maart 1970 in de Brakke Grond plaatsgevonden, waar musici werd gevraagd stelling te nemen in de roep om hervormingen van het feodaal ingerichte Nederlandse muziekleven. Tijdens die vergadering werd de Beweging voor de Vernieuwing van de Muziekpraktijk (BEVEM) opgericht. De eerste eis luidde onverkort dat avant garde componist Bruno Maderna naast artistiek leider Marius Flothuis en chef Haitink bij Het Concertgebouworkest zou worden aangesteld. Peter Schat ontpopte zich als woordvoerder en eiste

'de ontmaskering van het autoritaire, op geweld gebaseerde ondernemersmodel waarnaar het muziekbedrijf in het algemeen en het Concertgebouworkest in het bijzonder is gestructureerd'.

En passant eiste hij het congé van:

'het zwaar gesubsidieerde geweld van Beethoven-cycli in dienst van Unilever, Philips en de KLM – plus dat autoritaire tuig van de bovenste bestuursrichel'.

Enige sympathie valt daar met terugwerkende kracht natuurlijk wel voor op te brengen. De zaal schaterde het dan ook uit en de pers roerde de trom.

Van Maderna naar Kox

De uitkomst van al dat geweld was een achteraf gezien een nauwelijks verrassende tegenzet. Haitink duldde en kreeg natuurlijk geen Bruno Maderna naast zich. In plaats daarvan ging Flothuis met pensioen en kwam de dan nog met alle lof omhangen 'traditionalist' Hans Kox als een konijn uit de hoge hoed tovoorschijn als diens opvolger.

Kox benoeming viel samen met de naderende voltooiing van Dorian Gray. Volgens Van Putten voelde Kox de druk al toen hij eind 1973/begin 1974 de benoeming voor het artistiek leiderschap van Het Concertgebouw aannam. Wat hij niet expliciet schrijft is dat het er achteraf sterk op lijkt dat die benoeming op zichzelf even politiek gemotiveerd was als de genadeloze afrekening waarmee de première van Dorian Gray vervolgens te maken kreeg. Hoewel het niet hard te maken is lijkt het er reconstruerend sterk op dat de oude garde hoopte dat de tot dat moment populaire Kox het tij voor hen zou keren. Zouden zij stilletjes hebben gehoopt dat die opera van Kox de notenkrakergeneratie met een daverende klap terug in hun hok zou jagen? Dat iets dergelijks op de achtergrond mee speelde lijkt mij niet onaannemelijk, maar te 'bewijzen' valt dit niet. Kox zelf heeft er naar eigen zeggen persoonlijk helemaal niets van meegekregen: 'Reconstructie zoals hierboven beschreven, maar ook de Maderna episode zijn volkomen aan mij voorbij gegaan. Het heeft de opera ook niet beïnvloed.'

Feestje

Begin 1973, dus lang voor de benoeming daar was, had Kox overigens al een balletje bij Nederlandse Opera intendant Hans de Roo opgegooid omtrent de mogelijkheden voor opvoering van Dorian Gray. Hij gaf hem het libretto en enkele muziekfragmenten. De Roo belde binnen een week op met de vraag of het werk af zou kunnen zijn in 1974, omdat hij het wilde opvoeren. Kox zegde toe en de afspraak voor een prestigieuze wereldpremière van zijn troetelkind Dorian Gray bij de Nederlandse Opera stond.

Twaalf toontjes op een rij

Andermaal volgens Van Putten, die behalve een schets van de carrière van Kox vooral ook een fascinerend inzicht schept in de Nederlandse muziekcultuur van die dagen, moet Kox het naderende onheil hebben voorvoeld. Hoewel Kox sinds zijn introductie bij Gaudeamus* in 1952 kortstondig met een aantal latere notenkrakers had verkeerd, waren hun opvattingen en hun muziek hem vreemd. De leerlingen van twaalftoonscomponist Kees van Baaren, Peter Schat voorop, riepen omgekeerd in 1954 al 'boe' bij de Gaudeamus presentatie van Kox 'Eerste pianosonate'. In 1956 werd hij in Bilthoven aan Stockhausen voorgesteld, die daar een lezing gaf met de titel 'Electronische Musik in Deutschland'. Kox: 'We mochten elkaar direct niet. Ik dacht 'Ah, jij bent die man van die 'Junglinge'? En ik ben die man van dat strijkkwartet.' Daar is het begonnen. Die Gaudeamus toestanden kregen steeds meer de overhand. Het componeren werd je daar gemakkelijk gemaakt: zet maar twaalf toontjes op een rij en ga maar serietjes maken.' Met Kox eigen carrière gaat het dan echter voorspoedig.

Op 6 oktober van datzelfde jaar gaat zijn 'Concertante Muziek' in de grote zaal van Het Concertgebouw in première, waarin Badings invloed heeft plaatsgemakt voor... Bruckner. Vakmanschap. Het verleidt oudgediende Guillaume Landré volgens Van Putten tot de gevleugelde uitspraak in een dialoog met Badings: 'Na ons is hij de beste...'

* Gaudeamus was een genootschap van componisten en musicologen dat na initiële concerten in 1947 in 1950 door weldoener Walter Maas werd opgericht. De naam ontleent het genootschap aan de Bilthovense locatie waar de samenkomsten plaatsvinden, Maas' Villa Gaudeamus. In de loop der jaren voerde Gau deamus steeds meer Nederlandse muziekconcerten op. De muziek daarbij werd gecomponeerd door de leden van Gaudeamus, waardoor het op zeker moment een van de belangrijkste niet gouvernementele opdrachtgevers in het land werd. De belangrijke rol die ze in het Nederlandse muziekleven heeft gespeeld zal te zijner tijd in een apart artikel worden behandeld.

Première gedoe

Wie 'Hoog Spel' leest proeft dat Kox weliswaar bezorgd was over de ontwikkelingen in het Nederlandse muzieklandschap, maar strijdvaardig. Op het naïeve af eigenlijk, schrijft Van Putten. Kox had zelf het idee dat er een soort vreedzame co-existentie mogelijk was, dat ieder zijn eigen plek kon hebben. Hij zag alleen niet dat hij in de ogen van de notenkrakers de weg naar het enige podium dat telde versperde. Hij was niet zomaar een collega, maar ook een dreigend obstakel. De notenkrakers eisten gelijke rechten. Dat klonk prachtig, maar kwam in feite neer op stuivertje wisselen. De componisten die in de jaren vijftig toonaangevend waren geweest, waren sinds 1964 meer en meer op de achtergrond geraakt. Had Landré in 1956 nog tegen Badings gezegd dat Kox 'na hen' de beste was, tegen 1970 waren beide samen met veelgespeelde componisten als Marius Flothuis, Lex van Delden en Oscar Van Hemel gemarginaliseerd. Ook de operaheld van de jaren vijftig, Benjamin Britten was tegen 1970 hopeloos uit de gratie van de avant garde. Britten, uitgerekend de man die onmiskenbaar sporen op Dorian Gray heeft achtergelaten in de behandeling van het Engelse recitar cantando. Toevallig is dat niet. Brittens hoogtijdagen vielen immers samen met de conceptie van Dorian Gray. Britten was toen feitelijk de componist die samen met Giancarlo Menotti aan leek te tonen dat continuering van de tonale operatraditie in de moderne tijd mogelijk was.

Tot zover de beknopte samenvatting van het verschoven muzikale klimaat gedurende de scheppingsperiode van Kox eerste opera, tot aan de voorbereidingen voor de wereldpremière. Na zo'n lange aanloop zou je enige vreugde verwachten, maar Kox, eerzuchtig en zelfbewust voelde zich vooral boos en ontevreden over het feit dat hij niet zoals verwacht zijn eigen werk mocht dirigeren. Kox: 'Het was al vergeven aan Jochem Slothouwer. Ik sputterde tegen maar moest opgeven toen men dreigde de première te schrappen als ik hun beschikking niet accepteerde.'

De repetities

Het tweede obstakel waarvan Kox zich in de aanloop naar de repetities bewust werd was dat hij natuurlijk nooit de zangers van zijn dromen voor de première van een Nederlandse opera zou krijgen. Hij kende vooral fantastische Puccini sterren. Dan had hij op geheel eigen wijze getracht toch vernieuwend te zijn door de mannelijke titelrol niet voor de gebruikelijke tenor te componeren, maar voor countertenor. Zou je dat vandaag de dag doen, met een publiek dat weer gewend is aan het barokgeluid en zangers als Max Emanuel Cencic of Philippe Jaroussky adoreert, zou er misschien iets voor te zeggen zijn. In dit geval was het een experiment dat een dubbele wissel op de première trok, omdat countertenor David Knutsen geïndisponeerd was en zijn rol niet aankon. Bij iedere inzet klaagde hij over het orkestgeweld en hij klonk steeds meer als een geknepen kat. Anna Haenen was een optisch geloofwaardige Sybil Vane en een goede sopraan met een mooie nationale carrière.  Van de oorspronkelijke cast zou bas Lieuwe Visser (de schilder Basil Hallward) tot een vaste waarde in ontelbare opera– en concertuitvoeringen uitgroeien. Uitgerekend hij was een last minute replacement voor Tom Lawler, die na een ongeluk in het ziekenhuis belandde...

Wereldpremière

30 Maart 1974 was het dan zover: de wereldpremière van Hans Kox eerste opera Dorian Gray in het Circustheater Scheveningen, onder auspiciën van De Nederlandse Opera Stichting. De regie was in handen van Charles Hamilton. De decors en kostuums waren vontworpen door Eric Kondrak. Vanaf zijn ziekenbed volgde Tom Lawler de verrichtingen van zijn vervanger Lieuwe Visser via een speciale verbinding die voor hem tot stand was gebracht. De sfeer in de goedgevulde zaal was opperbest, maar Kox maakte zich grote zorgen vanwege de indispositie van David Knutsen, die louter zong bij gebrek aan een vervanger. Hélène Kox: 'In 1974 haalde je niet zomaar ergens een countertenor vandaan.' Aldus opende het doek na de orkestrale introductie voor 'The Temptation Scene'.