Hans Kox: Dorian Gray (1974) - Part III
1977/78 Dorian Gray in reprise
Nadat Kox zich bij het Concertgebouw terugtrok vertok hij geplaagd door depressieverschijnselen en op zoek naar zichzelf voor enkele weken naar Portugal. Hij verdween daarna snel uit beeld. Zoals te verwachten viel marginaliseerde zijn status als componist: minder opdrachten, minder uitvoeringen, minder belangrijke premières.
Een van de dingen die Kox in die jaren wel deed was in ieder geval het omwerken van de Dorian Gray partituur voor tenor, met het oog op de onverwachte reprise van de opera op 21 januari 1977, nu in de Stadsschouwburg Amsterdam. Intendant Hans de Roo liet zich namelijk niet door een paar drammerige recensentjes van Volkskrant of NRC ringeloren en stelde zich pal voor Kox opera op. Kox begon overigens al met de revisies direct na terugkeer uit Portugal.
Als we vandaag de dag Dorian Gray beoordelen, dan is dat feitelijk deze revisie. Het belangrijkste verschil met de oerversie is dat Kox de titelrol omwerkte voor tenor. Hoewel er inhoudelijk veel te zeggen valt voor zijn oorspronkelijke idee om Gray te kleuren met het onaardse countertenorgeluid, is zijn keuze gezien de traumatische wereldpremière met de geïndisponeerde Knutsen begrijpelijk. Gek genoeg heeft juist op dit punt de tijd Kox achteraf geen 'gelijk' gegeven, want in het kielzog van de barokrevival zijn juist countertenoren als plaatsvervangers van de castraten van weleer razend populair geworden. Luisterend naar de CD opname (van de derde reprise uit 1982) bekroop mij diverse malen het gevoel dat een Philippe Jaroussky als Dorian Gray precies die dimensie toe zou voegen die Kox oorspronkelijk had voorzien.
Naast de Dorian Gray van Philip Langridge trad de jonge sopraan Roberta Alexander aan als Sybil Vane. Lieuwe Visser, Jan Blinkhof en Inge Frölich herhaalden hun rollen van Basil Hallward, James Vane en Lady Victoria/Henry. Joep Bröcheler, Thea van der Putten en Elise Galema waren nieuw als Sir Thomas, Lady Gladys en Lady Agatha. Visser viel overigens andermaal in voor de oorspronkelijk voorzien Hallward, Tom Lawlard, die hier met griep uitviel.
Nieuwe ronde, nieuwe kansen
Voor de reprise had De Roo meer goed nieuws, want na de eerste strubbelingen mocht Kox nu wel zelf dirigeren. De reprise was daarmee een bijna triomfantelijke terugkeer in het hol van de leeuw, maar kon de bittere pil van wat Kox tot op de dag van vandaag het 'rampjaar' noemt niet verzachten. Temeer daar de recensies andermaal niet erg enthousiast waren. Heg en Reichenfeld stuurden collega's. Die waren minder expliciet in hun veroordelingen, maar kwamen niet veel verder dan dat het nietszeggende muziek was. Andermaal is Reichenfelds reactie niet bekend, maar voor Heg bood de reprise een mooi excuus. Zijn latere commentaar luidde dat de omgewerkte versie de ergste fouten van de wereldpremière wegnam, 'al bleef er nog steeds geen betekenis vol stuk van eeuwigheidswaarde over.'
De Uitkrant voor Amsterdammers publiceerde op 4 januari 1977, voorafgaand aan de reprise een interview met Kox met de volgende intro:
'Misschien hebt u in het seizoen 1975-1975 één van de weinige opvoeringen door de Nederlandse Operastichting gezien van Hans Kox eersteling Dorian Gray. Misschien hebt u alleen één van de totaal afbrekende kritieken gelezen waarmee en zijn opera zijn ontvangen. Misschien weet u helemaal niets. Welnu: Dorian Gray is terug: drie voorstellingen in januari in de Stadsschouwburg. Met veranderingen maar toch Dorian Gray. Voldoende reden om met de componist te gaan praten.
We hebben hem verteld – en dat moet ook u weten – dat we destijds veel genoegen aan zijn Dorian Gray hebben beleefd. Omdat het dramatisch voortreffelijk in elkaar zat, omdat er vaak boeiende en goed gecomponeerde muziek klonk. En omdat dit alles doorkwam óndanks de zwakste en dodelijkste plek in die opvoeringen van toen: de slecht gedisponeerde countertenor die de hoofdrol zong.'
Revisies
Behalve de omwerking van de titelrol voor tenor, hier vertolkt door de destijds in deze rol bejubelde Philip Langridge, zijn de belangrijkste wijzigingen in de reprise een aantal scènewisselingen in Act I en de toegevoegde maten aan het slot van de opera. Wat de veranderingen betreft heeft Kox de confrontatie tussen Gray en Sybil Vane verplaatst van scene 3 naar scène 5. Kox:
'De eerste akte had 3 scènes: a) de kennismaking van Dorian Gray met Lord Henry Hamilton – voorvader van regisseur Charles – en de confrontatie met de schilder Basill Hallward. b) het duidelijke vervolg daarop: de steeds grotere invloed van Lord Henry en diens vrouw op Gray, als symbolen van een verdorven Society. Die twee scènes deden het goed. Maar toen heb ik een denkfout gemaakt: met de derde scène dacht ik de mensen te moeten ontspannen en ik laste de ontmoeting met Sibyl Vane in. Grays enige vrouwelijke liefde. Dat werd een gat: het wás een sterke scène, maar op die plaats lukte ze niet. Dat heb ik veranderd.'
De omwerking van de slotscène van de opera was een gevolg van het omschrijven de countertenorpartij voor tenor. In Uitkrant zegt Kox overigens oorspronkelijk al met de gedachte rond te hebben gelopen Dorian voor tenor te schrijven. Wat hem in gesprek met Uitkrant meer verbaast dan de oorspronkelijke reacties is vooral dat Benjamin Britten het gegeven nooit zelf heeft opgepakt: 'Zo'n ambivalente persoon, Dorian Gray.'
De kritieken II
De Telegraaf nam een duidelijk voorschot op het complete eerherstel dat 35 jaar later zou volgen. Onder de kop 'Hernieuwde Dorian Gray groot succes voor Hans Kox' schreef Mia Aleven-Vranken:
'Een eclatant succes werd voor de Nederlandse componist Hans Kox de reprise in gewijzigde vorm van zijn eerste opera Dorian Gray bij de Nederlandse/ Operastichting in de Stadsschouwburg in Amsterdam. Heel wat open doekjes en nadrukkelijk applaus voor de componist-dirigent bewezen dat zijn ingrijpende vernieuwingen in de oorspronkelijke presentatie van maart 1974 de beoogde muzikale en dramatische effecten opgeroepen hebben.
De voornaamste verandering betreft de hoofdrol, nu niet meer gezongen door een countertenor, maar door de magnifieke hoge lyrische tenor Philip Langridge als de mooie wrede en misdadige Dorian: een man in de negentiende-eeuwse decadente Londense society-kringen die de eeuwige jeugd bezit en zijn morele verval alleen maar afgebeeld ziet op zijn geschilderd portret.
Kox [...] heeft in de partituur het nodige geschrapt en veranderd, zodat de muzikale zeggingskracht en de dramatische spanning veel directer overkomen. In het orkest zijn vooral de psychologische verwikkelingen verklankt, met originele instrumentatievondsten, exotische timbres en gebruik van Leidtmotieven. De zangpartijen gaan soms echter over in gesproken dialoog, hetgeen in een hoogtepunt als de moord op schilder Basil als muzikaal tekort over¬komt. Tot de hallucinerende werking dragen de regie van Charles Hamilton en de enscenering van Erich Kon¬drak in niet geringe mate bij, zoals in de projecties van Dorians wroegingvisioenen tijdens Kox' electronische entre-actemuziek en de eveneens geprojecteerde veranderingen in het portret.
Een grootse prestatie le¬verde Lieuwe Visser door op een termijn van drie dagen in te vallen voor de zieke Thomas Lawler in zijn vroe¬gere rol van schilder Basil.
Timothy Nolen was weer een onweerstaanbare Lord Henry, Roberta Alexander zong met ontroerende klaar¬te de actrice Sibyl Vane, terwijl kleinere rollen goed vervuld werden door Inge Frölich, Elise Galama, Anke Brokstra, Thea van der Put¬ten, Joop Bröcheler en Jan Blinkhof, alsmede door een groep mime-spelers. Kox inspireerde het Radio Kamer Orkest tot interes¬sant accompagnement. Vol-gende voorstellingen in Am¬sterdam (26, 30 jan.) en Rotterdam (28 januari).'
Mooi, maar wat schreven Vokskrant en NRC over de reprises? Reichenfeld en Heg vaardigden collega's af die zich natuurlijk bewust waren van de polemiek. Schotschriften als destijds waren sowieso nauwelijks houdbaar in het licht van de eclatante publieke bijval voor de omgewerkte Dorian Gray. Bovendien is de avant-garde beweging dan zijn spreekbuis definitief kwijt. Peter Schat is in Hegs jargon dan namelijk al min of meer 'overgelopen'. Eerst het NRC:
'Als entertainment is Dorian Gray geslaagd, en omdat niemand naar de Schouwburg wil om zich te laten vervelen, voldoet het werk daarmee aan één van de basiseisen van het heater. Maar als muziekdrama, als opera dus, acht ik het werk niet geslaagd [...] Dat Kox een traditioneel georiënteerd muzikaal idioom, is van geen enkel belang, dat hij vakkundig en effectief instrumenteert staat buiten kijf, maar dat hij in dat aansprekelijke idioom en met zijn vakmanschap geen muzikale profilering van zijn karakters weet te geven, vind ik het essentiële tekort van zijn partituur.'
Hans Tecker, NRC
Dan De Volkskrant:
Het trage tempo waarin de opera zich ontwikkelt is voor velen wellicht saai, maar ook dat is inherent aan het fin de siècle. De zwakte van de opera is dat Kox soms toch teveel in sjabloonwerk vervalt, gewoon om stukken op te vullen en gaten te dichten. Met name daar waar de tekst ophoudt, in de orkestrale tussenspelen, zitten nogal wat dode plekken. Ook banaal gecomponeerde klacht van Sybil Vane 'Let me be happy' schiet mij nog steeds in het verkeerde keelgat.'
Charles Fabius, De Volkskrant
De componist, van nature neigend naar uitvergroting van het negatieve, voelt zich ondanks de afgetekende steun in De Telegraaf vooral opnieuw afgebrand door de kritiek van Elmer Schönberger:
'Kox operamuziek lijkt nog het meest op een uit verwisselbare elementen te construeren zithoek in tweedimensionale, dus voor praktisch gebruik volstrekt ontoereikende uitvoering. Of op 'n meccanodoos, want je kunt zo gek niet knutselen of het past. [...] kwakkelige harmonieën, opkomend uit het niets en leidend tot niets, een melodiek met een slechts in microvolt te meten spanningsverloop, alles gestoken in een poncho van gummi orkestklanken. Schumann in een druilerig polderlandschap.'
Tot besluit verkneukelt Schönberger zich nog even over Kox' paranoia aangaande het grote complot dat op zijn ondergang uit zou zijn. Schönberger erkent weliswaar dat er heus een enkeling politiek munt uit zal hebben geslagen, maar stelt dat het echte kwaad Kox' muziek zelf is.
Ondergetekende moet bekennen bij het lezen van dergelijke kritieken vooral nieuwsgierig naar Kox en zijn muziek te zijn geworden: wat moet een mens hebben gedaan om zoveel publiekelijk geventileerde haat te genereren? Kox gleed andermaal weg in een depressie en tot 1981 werd er eigenlijk nauwelijks nog iets van hem vernomen.
1982 Dorian Gray III
Wie in de bemoedigende kritieken en de schoorvoetende constatering van Volkskrant en NRC leest dat Dorian Gray in ieder geval een eclatant 'publiek' succes was, verbaast zich uiteindelijk minder over het feit dat De Roo het stuk in 1982 een derde maal ten tonele bracht. De allerlaatste voorstelling in de Stadsschouwburg Amsterdam van 6 december 1982 werd op de valreep bovendien opgenomen en het is deze bandopname die de basis vormde van de Attacca CD uitgave uit oktober 2012. Kox toont zich verguld met de opvoeringen:
'Het was na afloop, dat kun je horen op de band, doekje na doekje. Daarna is het stuk nooit meer gegaan, ondanks alle pogingen hem in Engeland uitgevoerd te krijgen. In Amerika wilde men het wel, mits ik 20.000 dollar meebracht. Maar dat geld had ik niet.'
Een Kox renaissance
Recensies van de derde cyclus heb ik niet, maar met de Attacca CD in de hand kan ieder eindelijk zelf over Dorian Gray oordelen. Voor het zover is moet echter nog een laatste intermezzo in dit essay worden ingelast. Het werk aan de derde reprise van Dorian Gray lijkt Kox enigszins terug op het oude vertrouwde pad van soms licht megalomane projecten en nieuwe aanvaringen met het muziekleven om hem heen te hebben gebracht, want ergens in 1981 maakte hij een begin met de conceptie van zijn tweede grote opera, Das grüne Gesicht. In 1984 voltooit hij de Anne Frank Cantate, in 1989 het oratorium Sjoah. Zijn 'disproportionele' bemoeienis met de Holocaust komt hem andermaal op scherpe kritiek te staan, maar de werken vinden wel hun weg naar het publiek. Met name de Anne Frank Cantate (met 'Basil Hallward' Lieuwe Visser als Hitler) vormt de basis voor de Hans Kox renaissance die midden jaren tachtig ontluikt en in de jaren negentig tot volle bloei komt. Kox vindt naast nieuwe conflicten, onder ander op het Utrechtse Conservatorium waar hij compositie doceert, ook medestanders in de media en binnen het muziekgilde, waaronder dirigent David Porcelijn en de Stichting Donemus. Alleen met zijn opera's wil het niet vlotten...
Helaas voor Kox trad De Roo in 1986 met de inauguratie van Het Muziektheater terug om plaats te maken voor voormalig notenkraker Jan van Vlijmen. na zijn tumultueuze vertek daar leidde hij in de jaren negentig het Holland Festival. Daarmee waren voor het in 1991 gereed gekomen Das grüne Gesicht alle opvoeringkansen min of meer verkeken. Van Vlijmen opvolger Pierre Audi toonde er gedurende diens alweer ruim twintig jaar durende mandaat tot het seizoen 2011/12 eveneens weinig belangstelling voor. Zijn bijna jaarlijkse compositieopdracht gaf hij vooral aan de jonge garde; op zichzelf natuurlijk prijzenswaardig. Met alle mitsen en maren die er impliciet aan zo'n onderneming vastzitten, kunnen Nederlandse operacomponisten zich over het beleid van DNO niet echt beklagen. Maar dat Kox opera er gedurende complete jaren negentig nicht im Frage kwam is toch jammer – wordt vervolgd.
2004
Rochester's Second Bottle
In 2004 ging Kox' derde opera in premiere in Birmingham, maar het zat hem ondanks alle voorspoed die zijn andere composities ten deel viel in voorbije jaren weer niet mee. De uitvoering ontsteeg volgens Koxs echtgenote Hélène (Kox woonde de première niet bij) het niveau van een middelbare schoolvoorstelling niet. Het orkest was gedecimeerd en de zangers waren een paar net afgestudeerden en beginnelingen. Weer pech met een opera. Kox werkte sindsdien aan revisies, maar een opvoering is nog niet in zicht. Meer over Rochester's Second Bottle vindt u hier
2005 • Hoog Spel
In 2005 kwam ter gelegenheid van Kox' 75e verjaardag de Kox biografie 'Hoog Spel' uit, in opdracht geschreven door de hier veel geciteerde Bas van Putten. In opdracht, dus in die zin niet volledig onafhankelijk. Van Putten zit ook 'in het kamp Kox', in die zin dat hij een warm pleitbezorger van diens beste muziek is. Toch had ik bij het lezen van 'Hoog Spel' niet het gevoel dat hij aan de leiband van Kox loopt. Kox mindere kanten, zijn eerzucht, zijn grilligheid, zijn soms licht arrogante houding en verborgen motieven zoals die inzake zijn terugtreden bij Het Concertgebouw worden allen belicht. Kox mag zijn leed ook graag in brede toetsen schilderen, erkent Van Putten. Heg en andere criticasters van weleer krijgen bovendien ruim baan, hun mening wordt onverkort weergegeven op een moment dat vrijwel niemand een zinnig woord over de affaire kon zeggen omdat er in 2005 nog geen gepubliceerde opname van Dorian Gray voorhanden was.
Onder de titel 'Over een opera kun je struikelen' schrijft Roland de Beer in De Volkskrant de volgende recensie over de biografie:
'Een opera, daar kun je over struikelen - hebben ook Konrad Boehmer (Dr Faust), Hans Henkemans (Winter cruise) en Ton de Kruyf (Spinoza) ondervonden. Van Putten, die in Kox 'een van de grootste na-oorlogse Nederlandse componisten' ziet, en zich niet genoeg kan verbazen over de 'rigoureuze' afwijzing die het 'enorme oeuvre' van de aanvankelijk zo succesvolle Kox na Dorian Gray ten deel is gevallen, is niettemin op zoek gegaan naar de oplossing van een kwestie met een grote K. Zat er soms een muziekpolitiek motief achter: moest Kox de pas naar het Concertgebouw worden afgesneden? Vormden zijn conservatieve visies een bedreiging voor de ontwikkeling van een progressief muziekklimaat?
Van Putten heeft over Kox' 'doodverklaring' (een term van Konrad Boehmer) niet alleen met Kox gepraat, maar ook met Kox-vrienden, nietvrienden (Reinbert de Leeuw, Ton Hartsuiker), Kox-leerlingen (Ed de Boer, Willem Jeths), Kox-kenners (Theo Muller, Leo Samama) en Kox-vertolkers. En met Heg, die de kernvraag niet verzuimt: 'Zou het niet zo kunnen zijn dat Kox in 1974 gewoon een minder geslaagde opera heeft afgeleverd?'
Wat Van Putten er uiteindelijk zelf uit opmaakt - dat antwoord moet hij schuldig blijven. Enerzijds duikt hij mee met de Schwalbe van een 'geschonden' kunstenaar wiens enige uitweg was (vond hij zelf) door de grond te zakken. Elders neemt de verteller afstand, en analyseert hij Kox' neiging zich af te zonderen en zijn onvermogen artistieke intenties uiteen te zetten, of maat te houden in de keus van bijbelen Hitlerteksten in oorlogsherdenkingsstukken als Sjoah en de Anne Frankcantate. Zelfs op sommige 'minder indringende scènes' in Dorian Gray ('Een slechte opera? Integendeel') heeft Van Putten iets aan te merken.'
Roland de Beer, 2 juni 2005, De Volkskrant
Je proeft in De Beers regels de verdedigende toon, hij veegt bewust of onbewust toch vooral het straatje van zijn krant schoon, zo lijkt het in ieder geval. Hij doet dat behendig door het balletje naar van Putten terug te kaatsen op licht zurige toon. Het venijn zit hem in de staart:
'De door Van Putten bepleite reïntegratie van Kox wordt onder meer gemarkeerd door een Attacca-cd met recente opnamen van The silent cry (uit 2001) en kamermuziekwerk uit de jaren negentig. Zoals de Cyclofonie XIV, waarin een viool en een harp laten horen hoe meesterlijk Kox te werk kan gaan - als hij geen behoefte heeft aan grote bezettingen en 'drama'.'
Bij het lezen van De Beers slotnoot dacht ik spontaan dat het mooi was dat gedrukte media zijn gemarginaliseerd in het internettijdperk. Van Putten bewondert Kox componeren maar laat voor en tegen aan het woord. Hij heeft zelf duidelijk geen fiducie in de brede complottheorie. Ook ondergetekende gelooft daar niet in. Kox zelf wil het over de complottheorie eigenlijk allang liever niet meer hebben: 'Dat is allemaal al zolang geleden. Ik heb dat allang achter mij gelaten.' Begrijpelijk. Maar zou het los daarvan misschien niet gewoon zo kunnen zijn dat... Heg en Reichenfeld zich in Dorian Gray hebben vergist?
Voor een pakkende samenvatting van de Volkskrantrelatie met Kox en Dorian Gray hoeven we niet verder te kijken dan De Beers kopje, want inderdaad: over een opera kun je struikelen...
2012
2012 is voor Hans Kox in veel opzichten een bijzonder jaar. Zijn vierde opera, de eenakter Lalage's Monologues, naar een tekst van Edgar Allan Poe, gaat op 31 maart in première in Museum de Cruquius in de Haarlemmermeer. Het is een bescheiden concertante opvoering, maar Kox toont zich zeer ingenomen met de piepjonge sopraan Gulnara Shafigullina, een ontdekking van hemzelf. Het had de opmaat naar iets veel groters moeten zijn, te weten de wereldpremière van Das grüne Gesicht, waarmee 2012 natuurlijk het ultieme Kox-jaar zou zijn geworden. De première stond voor de zomer in Het Holland Festival gepland met in de bak het Haagse Residentieorkest. Tot repetities kwam het evenwel niet, omdat het Residentieorkest op het laatste moment afzegde, vanwege een schnabbel in New York. Dit nadat de audities voor de solisten al waren begonnen! Het Holland Festival bleek te hebben verzuimd een en ander contractueel goed dicht te timmeren. Een uitzonderlijke samenloop van omstandigheden maar wel weer eentje die uitgerekend een Kox opera trof. Toch was er een pleister op de wonde, want het kleinschalige maar onverschrokken Attacca label bracht als donderslag bij heldere hemel een opname uit van de laatste voorstelling van Dorian Gray uit de Stadsschouwburg, van 6 december 1982.
Dorian Gray op CD
Ineens was die mythische titel zomaar in een fraaie, bijna luxueuze uitgave met facsimile getypt libretto voorhanden. Bovendien ook nog eens in een prachtige remastering, vergeleken met de oorspronkelijke band die wij hier door een toeval eerder in ons bezit kregen. Inmiddels is de oude garde met pensioen en is een nieuwe generatie recensenten opgestaan. Zelfs Frits van der Waa constateert in zijn ambivalente CD recensie in De Volkskrant van 12 december 2012 ruiterlijk:
'Voor luisteraars van 1974 was ze blijkbaar niet modern genoeg, maar als je weet wat er in latere decennia op volgde – een terugkeer naar toegankelijkheid en verstaanbaarheid – kun je net zo goed volhouden dat Kox zijn tijd vooruit was.'
Ik zou dat als 401DNederlandseOperas.nl, Luister en Villa d'Arte recensent nog wel een stapje verder durven voeren: Dorian Gray klinkt terugluisterend bij vlagen moderner dan Otto Kettings al even onderschatte Ithaka uit 1986. De elektronische 'Book Scene' uit Dorian Gray en tal van andere orkestrale klankvelden en vondsten klinken veel eigentijdser dan je zou denken bij het rijtje 'invloeden' dat steeds wordt genoemd tussen Puccini, Sjostakovitsj en Britten. Kox was beslist wél op de hoogte van Schönberg, Webern en wat er daarna uit Darmstadt en omstreken kwam. Hij wees het serialisme af maar had een open oor voor allerhande muzikale effecten die achteraf ook prima met tonale middelen bleken te kunnen worden gerealiseerd. Inderdaad, er wordt niet op zijn 'plink-ploinks' gezongen, het muzikale parlando idioom vindt zijn fundament in Brittens 'speech-song'. Qua orkestratie schept Kox een heel eigen klankwereld, die daar per scene steeds als een handschoen bij aansluit. Het is in zijn uitgesproken individueel muzikaal vormgegeven scènes vooral een muzikaal 'spannend' werk. Niet zozeer door het grote gebaar, maar door de rijkgeschakeerde details. Het is een conversatiestuk met afwisselend 'mooie' en functionele muziek, er valt voortdurend wel ergens van te genieten. Dat mocht niet meer in 1974, maar dit vinden we vandaag de dag vooral weer gewoon ouderwets fijn. De inhoud is al zo uitgebreid besproken geweest dat ik die hier niet nog eens herhaal. Opvallend is vooral dat Kox de destijds wel uitgevoerde 'Opium Scene' schrapte omdat hij die terublikkend scenisch niet meer vond passen, precies zoals regisseur Charles Hamilton het hem in die jaren had voorgehouden. Kox:
'Dat mensen zich verdrinken in de drugs, daar kon ik muzikaal niet goed vat op krijgen. Ik ben wel dronken geweest in mijn leven, maar niet onder invloed van drugs. Ook al was dat de tijd. Het voegde voor mijn gevoel niets meer toe aan de dramatische ontwikkeling. '
Jammer, want de scene bevat toch enkele kleurrijke muzikale momenten, zoals de twee soundbites die we in de synopsis opnamen uitwijzen.
Het Parool 2012
Wat CD recensies betreft beet Erik Voermans de spits af in Het Parool. Hij kwam tot de slotsom dat dit ooit verguisde werk achteraf allesbehalve een miskleun was:
'Als Dorian Gray werkelijk zo'n wangedrocht was geweest als Volkskrant en NRC suggereerden, had De Roo er zijn vingers niet een tweede, laat staan een derde keer aan hebben willen branden. En voor de goede orde: in andere kranten en tijdschriften werd veel milder geoordeeld.'
Erik Voermans, Het Parool, 31 oktober 2012
Over de opera zelf schrijft Voermans:
'Kox laat de opera Bartókachtig beginnen, met een geladen, omineuze unisonomelodie die nog in vele gedaanten terug zal keren. Helemaal aan het slot, als Gray ter aarde is gestort met een mes in de borst, klinken beschadigde majeurakkoorden met kracht. Als je dat kunt met zoiets ogenschijnlijk eenvoudigs, heb je wat in je mars.. Tussen de openingsunisono en slotdrieklanken houdt Kox meestentijds de vaart erin, met terughoudende dramatische muziek in een grondtonig idioom, om de tekst van Wilde, vol bon mots en filosofische spitsvondigheden, alle ruimte te bieden.'
Erik Voermans, Het Parool, 31 oktober 2012
De Volkskrant 2012
De Volkskrant kon na de recensie in Het Parool niet om de CD-release heen en een recensie van bijna anderhalve krantenpagina volgde. Waar Roland de Beer enkele jaren eerder nog schamperde over Kox paranoia, erkende Frits van der Waa nu dat er toch meer dan het werk alleen moet hebben gespeeld in de negatieve benadering van Dorian Gray in 1974:
'Hoge bomen vangen veel wind, dat moet er op zijn minst achter hebben gezeten.'
Van der Waa erkent zelfs dat Hamiltons regie het achteraf bezien in het provinciale Nederlandse operalandschap van die dagen helemaal niet zo slecht deed. We zijn dan op tachtig procent van het artikel en na een schets van de voorgeschiedenis eindelijk bij de uitvoering en de opera aangeland: geweldige vertolking van de solisten met een ietwat pieperig Radio Kamerorkest:
'Wat zou het fijn geweest zijn te constateren dat het hier om een ten onrechte verguisd meesterwerk gaat. Dat is het jammer genoeg niet. De dialogen van Wilde, die van wisecracks en bon mots aan elkaar hangen, blijven vaak kortademig, en de muzikale vondsten waarmee Kox ze ondersteunt, komen niet altijd tot een bevredigende afwikkeling. De betere momenten zouden het goed doen in een griezelfilm en de beste, zoals de moord op de schilder van het portret, zijn zeker niet van beeldende kracht ontbloot.'
Frits van der Waa, De Volkskrant, 12 december 2012
Als tussenkopje is daar dan de passage uitgelicht: 'Wat zou het fijn geweest zijn te constateren dat het hier om een ten onrechte verguisd meesterwerk gaat.' Dat de koppensneller van DVK het vervolgens niet kan laten met een flauwe woordspeling de toon te zetten voor het zoveelste hoofdstuk in de slechte verhouding tussen DVK en Kox, onderstreept vooral de verstoorde verhoudingen: 'Plaatje van Dorian Gray'.
Een meesterwerk?
Helaas geen meesterwerk' luidt Frits van der Waa's conclusie dus. Maar wat is dat dan, een 'meesterwerk'? Een werk dat zich meten kan met pakweg Carmen, Tristan und Isolde, Tosca, Peter Grimes, Le grand macabre of St.–François d'Assise? Dorian Gray is een transparant werk met een – binnen het genre van de literatuuropera – effectief libretto. De Volkskrant schuift Wilde zelf vervolgens 'wise cracks' in de schoenen, Het Parool spreekt daar van 'filosofische spitsvondigheden'. Dat laatste is Wilde's jargon het beslist niet, het zijn beslist wise cracks. Dorian Gray is ook geen Tosca, dat staat vast. Maar we kijken anno 2013 heel anders naar theater dan in 1900. 'Actie' alleen bepaalt het operatoneel niet meer. Dorian Gray is vooral geen typisch 'Nederlandse' opera. De internationale pretenties druipen er zo duidelijk vanaf dat je Heg en Reichenfeld in hun agressieve toonzetting bijna vanuit dat licht zou willen begrijpen. Ik zou Van der Waa willen vragen of hij dan 'sterkere' naoorlogse Nederlandse opera's kent? Je zou kunnen twisten over de iconische staat van een Louis Andriessen, soit. Het belang van Reconstructie valt evenmin te loochenen. Gelukkig hoeft een mens niet altijd te 'kiezen'. Voor mij staat Dorian Gray met deze werken op een lijn. In zijn brede oriëntatie (en in het tonale karakter) sluit het naadloos aan bij de opera's van Engelse en Amerikaanse componisten als een Mark Anthony Turnage vandaag de dag. Erik Voermans memoreert in dit verband in Het Parool tot besluit nog even aan Reichenfelds NRC kop uit 1974 'Gaapverwekkende artistieke onmacht'. Voermans: 'Een absurde bewering.'
Filmisch
Binnen het Nederlandse operalandschap is Dorian Gray allang niet meer de enige voor een doorsnee liefhebber 'beluisterbare' opera. Het is echter een van de hele weinige Nederlandse opera's die van de orkestinleiding tot en met de slotnoot hout snijdt. De muziek is gelaagd, met het orkest als een soort psychologische spiegel voor de kernachtige dialogen waarin het dramatische verhaal van Dorian Grays narcistische leven zich als een introspectieve thriller ontrolt. Kox: 'Filmisch, dat werd mij dan weer verweten als ik pakkende muziek schreef...'
Toekomstmuziek
Nu de meest verguisde opera die hier na de oorlog ooit is opgevoerd, Dorian Gray, het via de mooie CD uitgave tot een onverwachts happy end heeft gebracht spreek ik vooral de wens uit dat het Holland Festival alsnog haast gaat maken met de opvoering van Das grüne Gesicht. Het zou het Festival niet alleen sieren, maar met deze voorgeschiedenis en de onverwachte bijval voor de Dorian Gray CD release zou het ongetwijfeld ook fantastische publiciteit opleveren!
RS.
•
Sources & ©
All photographic materials © 2013 401NederlandseOperas.nl/Attacca-Annelies van der Vegt/De Nederlandse Opera/Charles Hamilton/Hans Kox/René Seghers
•
All videos © 2013 401NederlandseOperas.nl/De Nederlandse Opera /Charles Hamilton/Hans Kox/René Seghers
•
All audio samples © 2013 Attacca/De Nederlandse Opera/Hans Kox
•
Special thanks to Ger van den Beuken/MCN, Oscar Enklaar/Attacca, Michiel Jongejan/DNO, Hans Kox, Hélène Kox, Judith Kox, Bas van Putten, Annelies van der Vegt/Attacca, Sieuwert Verster/Attacca
•
Articles and reviews quoted from De Volkskrant (Hans Heg, Charles Fabius, Roland de Beer, Frits van der Waa), De Telegraaf (Mia Aleven-Vranken), Het Parool (Eric Voermans), NRC (Hans Reichenfeld, Hans Tecker), Ons Erfdeel (Ernst Vermeulen), Uitkrant van Amsterdam
Jos Kunst: 'Noten kraken'
Leo Samama: 'Het algemene onbehagen in de cultuur in de jaren zestig' (LeoSamama.nl)
Bas van Putten: 'Hoog Spel – Het levensverhaal van Hans Kox' (2005, Uitgeverij Contact)
Bas van Putten: 'Hans Kox – Dorian Gray' (2012, Attacca/artikel in het tekstboek van de CD release Attacca 2012.130.131)
Charles Hamilton: 'The Picture of Dorian Gray' (1974, introduction to the opera)
•
Interviews with Hans & Hélène Kox (20121124, Haarlem/filmed) and Charles Hamilton (20121219/Telephone)
< Hans Kox: Dorian Gray (1974) - Part II | Donna Giovanna > |
---|